Zorgen voor veiligheid
“Hier komt al het vuile en gebruikte materiaal binnen.” Lisa van Os van den Abeelen staat in een grote ruimte met een enorme roldeur en tegen de muur een grote spoelbak. Ze is medewerker persoonlijke beschermingsmiddelen bij de brandweer van Veiligheidsregio Utrecht. Na elke oefening, brand of incident worden hier onder meer pakken, helmen en pantsers gebracht om te reinigen, testen en weer gebruiksklaar te maken. “Vuil en schoon is hier echt gescheiden. Hoe we dat aanpakken is uniek voor Europa. Ze komen zelfs vanuit andere landen hier kijken hoe we dat doen”, vertelt ze trots. “En misschien zijn we zelfs wel de enige in de wereld met deze aanpak.”
Lisa gaat mij voor naar een ruimte met uit de kluiten gewassen wasmachines en vaatwassers. In een van de enorme wasmachines liggen zakken met maskers. “We kunnen er zo’n dertig in een keer in kwijt”, legt Lisa uit terwijl ze bij een machine die eruitziet als een uitvergrote vaatwasser, een mand op een band zet. Een glazen schuifdeur gaat omhoog en de lege metalen mand wordt in de machine getrokken. Vrijwel gelijk beginnen de sproeiarmen te draaien en klotst het water tegen de glazen wand aan. “Bijna alles gaat automatisch. Elke mand heeft een chip. Het is zo afgesteld dat precies de juiste soort en hoeveelheid reinigingsmiddelen worden gebruikt.” We lopen verder en ze opent de deur naar de kleedkamer. Er zijn douches en iedereen in het team heeft zijn eigen kast. Als ik langs de wasbak loop, spuit er water uit de kraan en verrast kijk ik om. Lisa begint te lachen. “Ik zei al, alles gaat hier automatisch.”
Perfect gescheiden
We stappen een andere ruimte binnen en het blijkt de achterkant van de wasruimte. De mand die net is gewassen wordt aan deze kant uit de machine geduwd. Met ook de kleedkamer ertussen is schoon en vuil op deze manier perfect gescheiden. “Als we in deze ruimte de wasmachine openen, zit het aan de andere kant op slot”, legt Lisa uit. “Hier komt schoon eruit wat aan de andere kant er nog vies is ingestopt.”
Na de rondleiding test Lisa in een grote ruimte een masker, zet vingervlug een ademautomaat in elkaar, laat zien waar ze reddingsvesten keuren, waar de luchtflessen worden gevuld en waar alle duikspullen liggen. “Je doet hier alles.” Lisa sluit een pantser met masker aan op een testsysteem. “Dat maakt het ook juist leuk en je houdt je kennis en kunde daarmee op niveau.” Maar waar ze echt blij van wordt, zijn de uitzonderingen zoals moeilijke reparaties. Ondertussen bewegen drie testlijntjes zich binnen de marges. Dan komen er korte, snelle pufjes uit het masker. “We testen nu of je goed kunt ademhalen met dit masker. Dat het niet te zwaar gaat of te licht staat afgesteld.”
Jeugdbrandweer
Lisa is pas midden twintig, maar dat ze bij de brandweer zou gaan werken, wist ze al heel lang. “Mijn vader is brandweerman en als klein meisje ging ik vaak met hem mee naar trainingen en wedstrijden.” Op haar elfde zat ze bij de jeugdbrandweer en dat heeft ze tot haar achttiende gedaan. En drie jaar later startte ze bij de brandweer. Haar vader vindt het dan ook geweldig dat ze samen hebben gewerkt en af en toe nog samen bij een brand staan. Want los van deze baan bij de brandweer, zit ze ook bij de vrijwillige brandweer in Houten. Dat wordt duidelijk als haar pieper afgaat. “Ik kijk even of ze genoeg mensen hebben, anders ga ik”, zegt ze. Er blijken al genoeg collega’s paraat te staan en ze haakt de roze pieper weer aan haar broek. “Ik krijg wel eens te horen dat ik net een vent ben,” lacht ze, “ik kom uit een boerendorp en kan plat praten, maar alles wat roze kan zijn, is dat ook. Ik ben toch ook een meisje.” Kort daarop gaat de pieper weer. De melding is ingetrokken.
“Vuur fascineert”, vertelt Lisa enthousiast. “Als de vlammen eruit slaan, weet je dat het vuur er ineens uit gaat bulken. Dat is mooi, daar kan ik niets anders van maken. Maar wij komen om het uit te maken. Laatst was er een grote brand in Utrecht en we hebben een deel van de woningen weten te redden. Daar doe ik dit voor. Natuurlijk is er rook- en waterschade, maar mensen hebben dan nog wel hun waardevolle spullen zoals foto’s. Als een huis volledig afbrandt en iemand niets meer heeft, vind ik dat het meest verdrietig.”
Praten over heftige situaties
Het werk heeft zeker ook moeilijke kanten. Bijvoorbeeld als er mensen omkomen. Toch kan Lisa er redelijk goed mee omgaan. “Mijn vader zit in het opvang- en nazorgteam. Van hem heb ik geleerd om over heftige situaties te praten. En hoe verdrietig misschien ook, ik ben geweest en heb mijn best gedaan. Meer kon ik niet doen.” Lisa heeft dan ook gemerkt dat veel mensen meestal heel dankbaar zijn. “Mensen blijven verrassen. Zo heb ik meegemaakt dat iemand vrijwel niets meer had, maar zei: ik heb stroom en een frituurpan. Ik ga broodjes frikandel voor jullie maken.”
Rijst de vraag waarom ze geen beroeps is, maar kiest voor de vrijwillige brandweer. “Ik vind sleutelen leuk en het werk dat ik hier doe is heel belangrijk. Dat wordt nog wel eens door collega’s in het veld onderschat. Maar wij zorgen ervoor dat zij veilig hun werk kunnen doen.” Dat wil niet zeggen dat Lisa geen verdere ambities heeft. “Ik wil graag instructeur worden. Er zijn zoveel handige tips die lang niet iedereen in de opleiding meekrijgt. Zo zag ik laatst iemand in opleiding bezig met de waterslang. Ik vind het dan leuk om te helpen door te zeggen: maak een lus in de brandslang en zet ‘m tegen je been aan. Dat bespaart veel kracht.” En verder? Lisa lacht. “Ik weet niet precies wat ik in de toekomst verder allemaal wil. Maar dat het bij de brandweer is, is zeker.”
Dit verhaal is gepubliceerd in Houtens Nieuws als onderdeel van de serie: Een dag als…